
Het enige wat ik al jong heel zeker wist, is wat ik wilde worden “later als ik groot ben”; ik wilde begeleidster worden en werken met mensen met een verstandelijke beperking.
Na eerst de mavo doen, die ik behoorlijk ruk vond, was het dan ein-de-lijk echt tijd voor dé opleiding waarvan ik een diploma wilde hebben om in dat werk aan de slag te kunnen gaan.
De AW opleiding (Agogisch Werker) die ik al die tijd voor ogen had, heette sinds kort de ‘SPW’ opleiding (Sociaal Pedagogisch Werker).
Het eerste half jaar was ik dol enthousiast, daarna nam dat steeds verder af.
Ik had een beetje “de pech” dat toen ik de SPW deed, in die tijd, nog vooral theoretisch gericht was op het werken in kinderdagverblijven, waar mijn interesse niet lag.
Tegelijkertijd was dit wel de meest logische opleiding om op een woongroep met mensen met een verstandelijke beperking te gaan werken.
Ik leerde eigenlijk vooral hoe ik een bekwame begeleider kon zijn door m’n vrijwilligerswerk, op stages en met m’n bijbaan. Nauwelijks in de schoolbanken.
Zowel door de inhoud van de opleiding, als ook doordat sociaal wenselijke antwoorden in lessen en opdrachten de boventoon voerde.
Een eigen kijk, realistische zoektocht en enige kritische noot over de zorg of over de opleiding werd niet beantwoord, laat staan gestimuleerd.
De brug van school naar de werkvloer was niet van het solide soort.
Er waren altijd een aantal vaste personen die de kantjes er vanaf liepen en weer eens een verslag niet af hadden en dan toch weer uitstel kregen omdat de goudvis was overleden, ook nog de wandelende tak dood en al drie dagen achter elkaar de brommer stuk en dus kilometers met dat ding aan de hand moeten lopen en tja, met al dat leed kan je niet leren, laat staan verslagen maken.
De leerlingen die de opleiding wel serieus namen, waaronder ik (in eerste instantie dan), deden normaal gesproken wat ons gevraagd werd, had je dan die ene keer wat meer tijd nodig en vroeg je dat gewoon en zonder tranen, dán kon een uitstel niet.
De nekslag na alle optelsommen was voor mij die keer dat we een blok (was iets van een les of 9) engelse les kregen….op de SPW….’the fúck; why??!
Was dat nog engels geweest over zaken of jargon over ons toekomstige vakgebieden, nou ja apart, maar oke.
Maar nee; gewoon mavo engels was het.
We moesten een verslag schrijven in het engels. Oke prima.
Dit moest alleen wel uitgetypt worden…..
Even voor de beeldvorming; we leefden toen in 1995; je weet wel die tijd waar typemachines niet echt meer hip waren en dus geen hond dit meer had, maar waar zowel de gemiddelde zorgorganisatie en menig overheidsinstantie, als ook de gemiddelde consument nog geen computer had. Ja, spelcomputer met duckhunt, het was dus nog (net) zónder internet, zónder e-mailadressen, zónder mobiele telefoon.
Het was nog het tijdperk dat we op school nog alles opschrijven op papier mét pen, wat toen nog véle malen sneller ging dan typen (wat tegenwoordig voor bijna niemand meer opgaat en voor te stellen is met al onze type ervaring tegenwoordig).
Dus de hele klas tegen het plafond, maar we hadden pech; het moest en zou getypt worden op de computer.
De leraar voegde daar ook nog aan toe dat als je het wel in handschrift geschreven inlevert, hij het op voorhand niet zal lezen en je een 3 voor de moeite zou krijgen.
Nu had ik de “mazzel” thuis een computer te hebben. Dit was uitzonderlijk, de klasgenoten die dat ook hadden was op 3 vingers te tellen.
Mijn moeder had toevallig een paar maanden daarvoor een IBM computer met printertje i.c.m cursussen gekregen van haar werk om voor te kunnen bereiden op de verandering in werkwijze in de nabije toekomst.
Ik had zelf amper ervaring met dat ding en geen enkele interesse er in ook nog, maar vragen, hannessen en regelmatig vloeken bracht me al een end.
De avond voor het inleveren maakte ik het laatste deel af en ik begon met printen toen de computer uitviel.
Ik had alles toch op een floppy opgeslagen, dus ach.
De computer start ik weer op, ik zoek m’n gemaakte opdracht en direct breekt het zweet me uit; wáár is m’n opdracht??!!!
Geen idee wat ik gedaan heb of niet gedaan heb; het was wég!
Dit werd een lange nacht doorgaan en een kort nachtje slapen, uurtje of half 4 ’s nachts is het geworden en om 9.00 uur moest ik het inleveren.
Twee weken later kregen we onze cijfers te horen met ons papierwerk erbij terug; ik kreeg een 7.
Vervolgens zie ik de leraar een bundeltje handgeschreven papier terug geven aan m’n klasgenoot en ik dacht ‘oeps dit wordt een 3’….
De leraar geeft haar handgeschreven verslag aan haar terug en zegt; goed gedaan, je hebt een 9!
Ik viel zowat van m’n stoel; wát een lul!
Dit was voor mij de nekslag en vanaf dat moment en in het laatste jaar, waarin we (jammer genoeg) geen stages meer hadden en alleen nog in de schoolbanken zaten, heb ik interesse in de opleiding volledig overboord gegooid.
Zonder smoesjes, zonder drama, geen aanstelleritus; gewoon alleen het hoog nodige doen en hoognodig aanwezig zijn om m’n diploma niet op het spel te zetten. Het maximum aantal lessen dat je per vak en per blok mocht missen heb ik, vooral in dat laatste jaar, ruim het maximale uit weten te halen.
Was er ook iets positiefs aan die opleiding?
Jazéker! Al ruim 20 jaar doe ik met en door dit diploma ontzettend leuk, bijzonder en voor mij betekenisvol werk!