
Hier thuis geven we nog wel eens bepaalde situaties of bepaalde type mensen een naam en/of een zin gerelateerd aan iets. Naast dat het grappig is (vinden wij dan), is het ook nog wel eens best handig.Al is het alleen al om de ander een beeld te kunnen geven over iemand, of een situatie waar de ander niet bij was. Weet je toch een beetje in welk kaliber je de situatie, persoon of sfeer kan zien.
Jaren terug stonden we op een camping en ontmoette ik een man wiens eigenlijke naam ik al niet meer wist na zijn eerst uitgesproken alinea, vanwege het benadrukken van wie hij zei te zijn. Ik raakte al snel met hem aan de praat. Of nee: híj raakte vooral met míj aan de praat. Maar wel volledig door mijn eigen toedoen, dat dan wel weer.
Naast onze tent aan het meertje las hij een boek van Brené Brown, een Amerikaanse hoogleraar die met name onderzoek doet naar kwetsbaarheid, moed en schaamte. Ik had dat boek ook gelezen en toen ik langs liep, riep ik jolig iets in de trant van: “Hey, interessant boek is dat!”
De eerste zin van zijn gretige antwoord begon ermee dat hij dit boek voor zijn werk moest lezen, wánt hij was psycholoog. In de rest van zijn betoog kwam diezelfde boodschap, die hij duidelijk wel héél graag wilde verkondigen, opvallend vaak terug.
Je kunt op oneindig veel manieren reageren op zo’n korte toeroep van je passerende campingbuurvrouw, maar ik moest toch echt absoluut en herhaaldelijk van hem weten dat hij psycholoog was (had ik al gezegd dat hij psycholoog was?), waarbij ik vervolgens direct aannam dat hij never-nooit-niet een psycholoog kon zijn. Iemand met enig (zelf)inzicht hoeft zulke ‘feiten’ niet in de eerste zinnen die je met een onbekende uitwisselt, meermaals te benadrukken, aldus mijn redenatie.
Na een paar dagen, waarin we elkaar wat vaker tegenkwamen en – noodgedwongen; de camping was immers vrij klein – iets beter leerden kennen leek het er na de verhalen van zijn tienerkinderen toch echt op dat hij daadwerkelijk psycholoog was. Daarover ben ik nu overigens nog steeds verbaasd. Het zal vast zo zijn dat hij alle feitelijke kennis van dit vakgebied in huis had, alleen kon hij zelf vrij weinig ervan ten uitvoer brengen. Je hoeft geen psycholoog te zijn om dat te constateren, zal ik maar zeggen.
Die beste man zat hartstikke met zichzelf in de knoop. Tot aan zijn oren en weer terug. Ook zijn (wél ontspannen) kinderen, namen hun vader zichtbaar niet al te serieus in alles wat hij met al zijn ziel en zaligheid op Jan en alleman probeerde over te brengen. En ondanks het feit dat ik – en menige campingbezoeker met mij – het bij tijden een hele opgaaf vond om hem serieus te nemen, had hij ook iets aandoenlijks.
Daardoor luisterde ik toch steeds weer naar zijn: “Ik ben psycholoog en je moest eens weten wat ik allemaal meemaak in mijn praktijk…”, om vervolgens in 1001 woorden eigenlijk vooral te vertellen over zijn eigen wel héél erg belangrijke positie als psycholoog.
Hem en soortgelijke, totaal onzekere types kom ik ook nu in het dagelijks leven, op het werk en op feestjes steeds weer tegen. Die types die meteen en onophoudelijk hun uiterste best doen om te benadrukken wie ze zijn, wat ze doen of hoeveel ze bezitten. En vooral hoe belangrijk hun positie wel niet is, meestal werkgerelateerd. De types die ‘voor hun werk’ boeken van Mrs. Brown moeten lezen.
Hier thuis noemen we die types stuk voor stuk ‘de psycholoog’.
** ‘De psycho-loog niet’ is al eerder verschenen op maaikeologie.com en hoevrouwendenken.nl **